• in·ver·sie
enkelvoud meervoud
naamwoord inversie inversies
verkleinwoord - -

de inversiev

  1. omkering (van de gewone orde)
  2. (taalkunde) stijlfiguur waarbij de normale woordvolgorde wordt omgekeerd, woordomzetting
  3. (muziek) omkering van intervallen
  4. (wiskunde) omkering van functies
  5. (meetkunde) spiegeling van een cirkel
  6. (meetkunde) spiegeling van een punt
  7. (scheikunde) wijziging in de configuratie van het chiraal centrum, met een veranderde draaiingsrichting van gepolariseerd licht tot gevolg
  8. (scheikunde) omzetting van sacharose in invertsuiker
  9. (meteorologie) omgekeerd verloop van de temperatuur vergeleken met de normale situatie (bijv. temperatuurstijging i.p.v. -daling op grotere hoogte)
  10. (geologie) omkering van een tektonisch spanningsregime
  11. (medisch) (anatomie) beweging van de voetzool naar de binnenzijde
  12. (seksualiteit), (verouderd) homoseksualiteit
93 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]
  • Zie de doorverwijspagina op Wikipedia voor meer informatie.