inspannen/vervoeging
vervoeging van de bedrijvende vorm van inspannen | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | inspannen | in te spannen | ||||||||
toekomend | zullen inspannen in zullen spannen |
te zullen inspannen in te zullen spannen | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | hebben ingespannen | te hebben ingespannen | ||||||||
toekomend | ingespannen zullen hebben | ingespannen te zullen hebben | |||||||||
onvoltooid deelwoord | voltooid deelwoord | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | ||||||||
inspannend | ingespannen | ev. span in |
mv. verouderd spant in |
spanne in (bijzin) inspanne | |||||||
aantonende wijs | enkelvoud | meervoud | |||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
hoofdzin | ik | jij, je | u | gij, ge | hij, zij, het | wij, we | jullie | zij, ze | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | span in | spant in | spant in | spant in | spant in | spannen in | spannen in | spannen in | |||
verleden (o.v.t.) | spande in | spande in | spande in | spande in | spande in | spanden in | spanden in | spanden in | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inspannen | zult/zal inspannen | zult/zal inspannen | zult inspannen | zal inspannen | zullen inspannen | zullen inspannen | zullen inspannen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inspannen | zou inspannen | zou(dt) inspannen | zoudt inspannen | zou inspannen | zouden inspannen | zouden inspannen | zouden inspannen | |||
bijzin | .. dat ik | .. dat jij, je | .. dat u | .. dat gij | .. dat hij, zij, het | .. dat wij | .. dat jullie | .. dat zij | |||
tegenwoordig (o.t.t.) | inspan | inspant | inspant | inspant | inspant | inspannen | inspannen | inspannen | |||
verleden (o.v.t.) | inspande | inspande | inspande | inspande | inspande | inspanden | inspanden | inspanden | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal inspannen in zal spannen |
zult/zal inspannen in zult/zal spannen |
zult/zal inspannen in zult/zal spannen |
zult inspannen in zult spannen |
zal inspannen in zal spannen |
zullen inspannen in zullen spannen |
zullen inspannen in zullen spannen |
zullen inspannen in zullen spannen | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou inspannen in zou spannen |
zou inspannen in zou spannen |
zou(dt) inspannen in zou(dt) spannen |
zoudt inspannen in zoudt spannen |
zou inspannen in zou spannen |
zouden inspannen in zouden spannen |
zouden inspannen in zouden spannen |
zouden inspannen in zouden spannen | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | heb ingespannen | hebt ingespannen | hebt/heeft ingespannen | hebt ingespannen | heeft ingespannen | hebben ingespannen | hebben ingespannen | hebben ingespannen | |||
verleden (v.v.t.) | had ingespannen | had ingespannen | had ingespannen | hadt ingespannen | had ingespannen | hadden ingespannen | hadden ingespannen | hadden ingespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingespannen hebben | zal/zult ingespannen hebben | zult/zal ingespannen hebben | zult ingespannen hebben | zal ingespannen hebben | zullen ingespannen hebben | zullen ingespannen hebben | zullen ingespannen hebben | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingespannen hebben | zou ingespannen hebben | zou/zoudt ingespannen hebben | zoudt ingespannen hebben | zou ingespannen hebben | zouden ingespannen hebben | zouden ingespannen hebben | zouden ingespannen hebben | |||
onpersoonlijke lijdende vorm ingespannen worden | |||||||||||
onvoltooid | voltooid | ||||||||||
tegenwoordig | er wordt ingespannen | er is ingespannen | |||||||||
verleden | er werd ingespannen | er was ingespannen | |||||||||
toekomend | er zal ingespannen worden | er zal ingespannen zijn | |||||||||
voorwaardelijk | er zou ingespannen worden | er zou ingespannen zijn | |||||||||
lijdende vorm ingespannen worden | |||||||||||
onbepaalde wijs | kort | lang | |||||||||
onvoltooid | tegenwoordig | ingespannen worden | ingespannen te worden | ||||||||
toekomend | ingespannen zullen worden | ingespannen te zullen worden | |||||||||
voltooid | tegenwoordig | ingespannen zijn | ingespannen te zijn | ||||||||
toekomend | ingespannen zullen zijn | ingespannen te zullen zijn | |||||||||
enkelvoud | meervoud | ||||||||||
onvoltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (o.t.t.) | word ingespannen | wordt ingespannen | wordt ingespannen | wordt ingespannen | wordt ingespannen | worden ingespannen | worden ingespannen | worden ingespannen | |||
verleden (o.v.t.) | werd ingespannen | werd ingespannen | werd ingespannen | werdt ingespannen | werd ingespannen | werden ingespannen | werden ingespannen | werden ingespannen | |||
toekomend (o.t.t.t.) | zal ingespannen worden | zult ingespannen worden | zult ingespannen worden | zult ingespannen worden | zal ingespannen worden | zullen ingespannen worden | zullen ingespannen worden | zullen ingespannen worden | |||
voorwaardelijk (o.v.t.t.) | zou ingespannen worden | zou ingespannen worden | zou/zoudt ingespannen worden | zoudt ingespannen worden | zou ingespannen worden | zouden ingespannen worden | zouden ingespannen worden | zouden ingespannen worden | |||
voltooid | eerste | tweede | derde | eerste | tweede | derde | |||||
ik | jij, je | u | gij | hij, zij, het | wij | jullie | zij | ||||
tegenwoordig (v.t.t.) | ben ingespannen | bent ingespannen | bent/is ingespannen | zijt ingespannen | is ingespannen | zijn ingespannen | zijn ingespannen | zijn ingespannen | |||
verleden (v.v.t.) | was ingespannen | was ingespannen | was ingespannen | waart ingespannen | was ingespannen | waren ingespannen | waren ingespannen | waren ingespannen | |||
toekomend (v.t.t.t.) | zal ingespannen zijn | zult ingespannen zijn | zult ingespannen zijn | zult ingespannen zijn | zal ingespannen zijn | zullen ingespannen zijn | zullen ingespannen zijn | zullen ingespannen zijn | |||
voorwaardelijk (v.v.t.t.) | zou ingespannen zijn | zou ingespannen zijn | zou/zoudt ingespannen zijn | zoudt ingespannen zijn | zou ingespannen zijn | zouden ingespannen zijn | zouden ingespannen zijn | zouden ingespannen zijn |
vervoeging van het Nederlandse werkwoord zich inspannen | ||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
tegenwoordige tijd | verleden tijd | toekomende tijd | ||||||||||
enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | enkelvoud | meervoud | |||||||
1 | ik | span me in (bijzin) me inspan |
wij, we | spannen ons in (bijzin) ons inspannen |
ik | spande me in (bijzin) me inspande |
wij, we | spanden ons in (bijzin) ons inspanden |
ik | zal me inspannen | wij, we | zullen ons inspannen |
2 | jij, je | spant je in (bijzin) je inspant |
jullie | spannen je in (bijzin) je inspannen |
jij, je | spande je in (bijzin) je inspande |
jullie | spanden je in (bijzin) je inspanden |
jij, je | zal, zult je inspannen | jullie | zullen je inspannen |
u | spant zich/u in (bijzin) zich/u inspant |
u | spant zich/u in (bijzin) zich/u inspant |
u | spande zich/u in (bijzin) zich/u inspande |
u | spande zich/u in (bijzin) zich/u inspande |
u | zult zich/u inspannen | u | zult zich/u inspannen | |
gij, ge | spant u in (bijzin) u inspant |
gij, ge, gijlieden |
spant u in (bijzin) u inspant |
gij, ge | spande u in (bijzin) u inspande |
gij, ge, gijlieden |
spande u in (bijzin) u inspande |
gij, ge | zult u inspannen | gij, ge gijlieden |
zult u inspannen | |
3 | hij, zij, het | spant zich in (bijzin) zich inspant |
zij, ze | spannen zich in (bijzin) zich inspannen |
hij, zij, het | spande zich in (bijzin) zich inspande |
zij, ze | spanden zich in (bijzin) zich inspanden |
hij, zij, het | zal zich inspannen | zij, ze | zullen zich inspannen |
onvoltooid deelwoord | voltooide tijd | gebiedende wijs | aanvoegende wijs | |||||||||
zich inspannend | zich ingespannen hebben | span u/je in, spant je in | spanne zich in (bijzin) zich inspanne |