spande
- span·de
vervoeging van |
---|
spannen |
spande
- enkelvoud verleden tijd van spannen
- Ik spande.
- Jij spande.
- Hij, zij, het spande.
- Ik spande.
- Het woord spande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
spannen |
spande