• in·slui·me·ren

insluimeren [1]

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
insluimeren
sluimerde in
ingesluimerd
zwak -d volledig
  1. langzaam in slaap vallen
    • De schema's werden woordenboekartikelen, stukjes lopende tekst waarin verwante woorden behandeld worden. Deze bijvoorbeeld: 'Inslapen: beginnen te slapen. Synoniem met in slaap vallen en onder zeil gaan. Langzaam sukkel je in slaap. Met betrekking tot een lichte slaap gebruiken insluimeren, indommelen en wegdoezelen.' Gedetailleerder dan Van Dale? Ja. In Van Dales Groot Synoniemenwoordenboek vind je 'onder zeil gaan', 'in slaap sukkelen' en 'wegdoezelen' niet. Preciezer? Ach. Bij Van Dale staat er in een kleiner lettertje in de marge vóór 'indutten/indommelen/insluimeren' het woordje 'langzaam', en wordt er verder doorverwezen naar 'slapen'. [2] 
  2. ergens niet meer bewust van zijn
    • Pas als men uit eigenbelang tot politieke concessies bereid of gedwongen is, willen die gevoelens wel eens insluimeren. Met dat enige positieve vooruitzicht worden over tien dagen de onderhandelingen hervat. [3] 
    • Na de Franse revolutie is het beginsel van de verjaring in heel Europa in de wet opgenomen. Engeland wil daar overigens nog steeds niet veel van weten en laat het oordeel over de wissende werking van de tijd primair over aan de rechter en de jury in een concrete zaak. Een belangrijk argument voor de Nederlandse regering om de verjaring in 1886 op te nemen in de strafwet was “het insluimeren van het publieke geweten dat uiteindelijk geen straf meer vordert”. [4] 
  3. (eufemisme) sterven
89 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[5]