• ver·dwij·nen
  • In de betekenis van ‘weggaan’ voor het eerst aangetroffen in 1290 [1]
  • Afgeleid van het verouderde werkwoord dwijnen met het voorvoegsel ver-
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
verdwijnen
verdween
verdwenen
klasse 1 volledig

verdwijnen

  1. ergatief wegraken, ophouden te bestaan
    • Aan het eind van het krijt verdwenen de dinosauriërs. 
     Zo was de eenvoudige monnik uit Myra, die in de vierde eeuw plotseling in de geschiedenis kwam als de weldoener van alle mensen - en er korte tijd later weer uit verdween - nu in oost en west bekend.[2]
     Aan de sluiting van verzorgingshuizen worden twaalf regels besteed, maar daarin wordt het verdwijnen van deze voorziening uitsluitend beschreven als een (kwantitatief) verlies van woonplekken. Terwijl de formule van deze woon-zorgvoorziening juist uniek was: geen scheiding van wonen en zorg, maar juist integratie daarvan.[3]
  2. ergatief verminderen, afnemen
  3. ergatief uit het zicht gaan
    • Het konijn verdween in zijn hol. 
     Hij verdween de kloof in, kwam even later samen met twee andere jongens bij mij zitten en gooide zijn rugzak naast mij neer.[4]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. "verdwijnen" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat  , p. 10
  3.   Weblink bron
    Noud Engelen
    “Kwetsbare ouderen hebben beschermde woonomgeving nodig” (14 februari 2020), Trouw
  4. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be