Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·dwijn·truc
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord verdwijntruc verdwijntrucs
verdwijntruken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de verdwijntrucm

  1. goocheltoer waarbij een voorwerp op een onverklaarbare manier plotseling verdwijnt
  2. (figuurlijk) het plotseling op een onverklaarbare manier niet meer zichtbaar zijn
     Hij kwam terug van zijn maandelijkse verdwijntruc en was op weg naar huis.[1]
     Het Spaanse verbond voor Slachtoffers van Terrorisme spreekt van "een verdwijntruc, een pantomime, een farce".[2]
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Johan Harstad (vert. Edith Koenders en Paula Stevens)
    “Max, Mischa & het Tet-offensief” (2017), Podium  , ISBN 9789057598500
  2.   Weblink bron “ETA heft zichzelf op in ceremonie in Zuid-Frankrijk” (04-05-2018), NOS