• goo·chel·toer
enkelvoud meervoud
naamwoord goocheltoer goocheltoeren
verkleinwoord goocheltoertje goocheltoertjes

de goocheltoerm [1]

  1. een 'toverkunstje' van een goochelaar
     Er waren kooplui, die door een goocheltoer met snelle vingers te verrichten, de aandacht der menschen tot zich trokken en zoo een groepeering om zich vormden.[2]
  2. handeling die haast onmogelijk lijkt