goocheltoer
- Geluid: goocheltoer (hulp, bestand)
- goo·chel·toer
- samenstelling van goochel zn en toer zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | goocheltoer | goocheltoeren |
verkleinwoord | goocheltoertje | goocheltoertjes |
- een 'toverkunstje' van een goochelaar
- ▸ Er waren kooplui, die door een goocheltoer met snelle vingers te verrichten, de aandacht der menschen tot zich trokken en zoo een groepeering om zich vormden.[2]
- handeling die haast onmogelijk lijkt
- Het woord goocheltoer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Jacobus” (1930), Saga, ISBN 9788728433317