ontwaken
- ont·wa·ken
- In de betekenis van ‘wakker worden’ voor het eerst aangetroffen in 1265 [1]
- Afgeleid van waken met het voorvoegsel ont-
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
ontwaken |
ontwaakte |
ontwaakt |
zwak -t | volledig |
ontwaken
- ergatief uit de slaap weer tot vol bewustzijn terugkeren
- Hij was nog maar net ontwaakt toen het brandalarm weerklonk.
1. uit de slaap weer tot vol bewustzijn terugkeren
- Het woord ontwaken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ontwaken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "ontwaken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be