• våk·ne
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord vakna.
vervoeging
onbepaalde wijs våkne
tegenwoordige tijd våkner
verleden tijd våknet
våkna
voltooid
deelwoord
våknet
våkna
onvoltooid
deelwoord
våknende
lijdende vorm våknes
gebiedende wijs våkn
våkne
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

våkne

  1. onovergankelijk ontwaken, wakker worden
  2. onovergankelijk bijkomen
  3. onovergankelijk, (figuurlijk) herleven
    «Om våren våkner naturen til nytt liv.»
    In de lente herleeft de natuur tot nieuw leven.
  • [1]: våkne tidlig om morgenen
vroeg in de ochtend uit de slaap ontwaken
  • [2]: våkne av narkosen
van een narcose bijkomen