bijkomen
- bij·ko·men
- samenstelling van bij en komen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
bijkomen |
kwam bij |
bijgekomen |
klasse 4 | volledig |
bijkomen
- ergatief het bewustzijn herkrijgen
- De patiënt kwam weer bij toen de narcose uitgewerkt raakte.
- ergatief er, daar ~: in getal of hoeveelheid toenemen
- Er is weer twee procent bijgekomen.
- ergatief rusten na een inspannende bezigheid
- [2]: afvallen, vermageren
- Het woord bijkomen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bijkomen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be