vermageren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  vermageren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ver·ma·ge·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van mager met het voorvoegsel ver-

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
vermageren	vermagerde	vermagerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

vermageren

1. ergatief aan lichaamsgewicht verliezen

   • Door deze ziekte is hij erg vermagerd. 

Vertalingen

    1.aan lichaamsgewicht verliezen   

Duits: abnehmen (de), abmagern (de) Engels: lose weight (en)

Frans: maigrir (fr) Spaans: enflaquecer (es), adelgazar (es)

Gangbaarheid

• Het woord vermageren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vermageren" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.