Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ver·ma·ger·de

Werkwoord

vervoeging van
vermageren

vermagerde

  1. enkelvoud verleden tijd van vermageren
    • Ik vermagerde. 
    • Jij vermagerde. 
    • Hij, zij, het vermagerde. 
  2. verbogen vorm van vermagerd, voltooid deelwoord van vermageren