• in·dom·me·len
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
indommelen
dommelde in
ingedommeld
zwak -d volledig

indommelen

  1. ergatief in een lichte slaap vallen
    • Ik sloot mijn ogen en hoorde de eerste noten van de Goldbergvariaties van Bach. Ik ademde die eerste frase mee. Een lange zucht ontsnapte vanachter mijn lippen en ik dommelde in slaap. [1] 
96 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Sandes, David
    De wondermethode 2006 ISBN 9044509543 pagina 212
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be