immigratie
- Geluid: immigratie (hulp, bestand)
- im·mi·gra·tie
- Naamwoord van handeling van immigreren met het achtervoegsel -atie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | immigratie | immigraties |
verkleinwoord | - | - |
de immigratie v
- (demografie) het zich metterwoon vestigen van allochtonen in een land
- Door verdere afname van de immigratie en een toename van de emigratie neemt de bevolkingsgroei sterk af.
- ▸ En het werd niet veel geloofwaardiger van al het geklets over de 'massale immigratie' van joden die een einde aan de nationale Duitse identiteit dreigde te maken enzovoort.[1]
1. het zich metterwoon vestigen van vreemdelingen in een land
- Het woord immigratie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "immigratie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be