• im·mi·gra·tie
enkelvoud meervoud
naamwoord immigratie immigraties
verkleinwoord - -

de immigratiev

  1. (demografie) het zich metterwoon vestigen van allochtonen in een land
    • Door verdere afname van de immigratie en een toename van de emigratie neemt de bevolkingsgroei sterk af. 
     En het werd niet veel geloofwaardiger van al het geklets over de 'massale immigratie' van joden die een einde aan de nationale Duitse identiteit dreigde te maken enzovoort.[1]
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]
  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044625691
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be