honderdzesenzeventig

       
0 1 7 6
honderdzesenzeventig,
op een abacus
  • hon·derd·zes·en·ze·ven·tig

honderdzesenzeventig

  1. "176", het getal tussen honderdvijfenzeventig en honderdzevenenzeventig, honderd plus zesenzeventig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdzesenzeventig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdzesenzeventig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdzesenzeventig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdzesenzeventig honderdzesenzeventigs
verkleinwoord honderdzesenzeventigje honderdzesenzeventigjes

de honderdzesenzeventigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 176 is aangeduid
    • Als jij honderdzesenzeventig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdzesenzeventigmv

  1. groep van 176 eenheden
    • Die honderdzesenzeventig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.