honderdvierenzestig

       
0 1 6 4
honderdvierenzestig,
op een abacus
  • hon·derd·vier·en·zes·tig

honderdvierenzestig

  1. "164", het getal tussen honderddrieënzestig en honderdvijfenzestig, honderd plus vierenzestig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen honderdvierenzestig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer honderdvierenzestig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "honderdvierenzestig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord honderdvierenzestig honderdvierenzestigs
verkleinwoord honderdvierenzestigje honderdvierenzestigjes

de honderdvierenzestigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 164 is aangeduid
    • Als jij honderdvierenzestig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de honderdvierenzestigmv

  1. groep van 164 eenheden
    • Die honderdvierenzestig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.