helft
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- helft
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘elk der beide gelijke delen waarin iets verdeeld is’ voor het eerst aangetroffen in 1236 [1]
- van Middelnederlands helft of helefd, afgeleid van half met ablaut[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | helft | helften |
verkleinwoord | helftje | helftjes |
Zelfstandig naamwoord
- één van twee gelijke delen
- ▸ Eindelijk kwamen we doodmoe maar opgelucht in het dal aan. Meteen liep ik naar mijn tent die onder het gewicht van de sneeuw voor de helft bleek te zijn ingestort.[3]
- ▸ Het ritme van het lopen met soms wel 70.000 stappen per dag vormde een innerlijke kadans, waarvan sommige wetenschappers beweren dat er op deze manier een inventieve samenwerking ontstaat tussen de twee helften van je brein.[3]
- (wiskunde) fractie, voorgesteld door 1/2
Hyponiemen
Vertalingen
1.
|
|
Gangbaarheid
- Het woord helft staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "helft" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "helft" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ helft op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be