høgde
- høg·de
Naar frequentie | zeldzaam |
---|
[A]+[B] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | høgde | m: høgden v: høgda |
høgder | høgdene |
genitief | høgdes | m: høgdens v: høgdas |
høgders | høgdenes |
- hoogte (van een voorwerp)
- de afstand tussen twee punten, waarvan een punt lager ligt
- (aardrijkskunde) breedtegraad
- (muziek) hoogte, toonhoogte
- de graad van een ontwikkeling
- «Jeg er ikke på høyden.»
- Ik ben niet op de hoogte.
- «Jeg er ikke på høyden.»
- [1-5]: høyde
|
|
|
- [2]: høgde over havet
hoogte boven de zeespiegel
- [5]: være på høgden av sin karriere
op het hoogtepunt van zijn carrière zijn
[B] høgde, m
- [2]: flyr in stor høgde
op grote hoogte vliegen
[C] | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | høgde | - | - | - |
genitief | høgdes | - | - | - |
[C] høgde, m
- høg·de
høgde
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | høgde | høgda | høgder | høgdene |
høgde, v
- hoogte (van een voorwerp)
- de afstand tussen twee punten, waarvan een punt lager ligt
- verdieping
- een hoger gelegen laag of streek
- (grote) hoogte
- (geologie) heuvel, heuvelrug, hoogte
- (muziek) hoogte, toonhoogte
- de graad van een ontwikkeling
- de hoogste punt
- (scheepvaart) positie of koers van een vaartuig ten opzichte van de windrichting
- (scheepvaart) breedtegraad
- (astronomie) hoek (bij de hoekmeting)
- (sport) hoogspringen
- [1-5]: høgd
- [2]: høgde over havet
hoogte boven de zeespiegel