• høgd
  • Afleiding van het Noorse bijvoeglijke naamwoord høg met het achtervoegsel -d
Naar frequentie zeldzaam
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   høgd     m: høgden
v: høgda  
  høgder     høgdene  
genitief   høgds     m: høgdens
v: høgdas  
  høgders     høgdenes  

høgd, m

  1. (geologie) heuvel, heuvelrug, hoogte
  2. (grote) hoogte
  • [2]: flyr in stor høgd
op grote hoogte vliegen


  • høgd
  • Afleiding van het Nynorske bijvoeglijke naamwoord høg met het achtervoegsel -d
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   høgd     høgda     høgder     høgdene  

høgd, v

  1. hoogte (van een voorwerp)
  2. de afstand tussen twee punten, waarvan een punt lager ligt
  3. verdieping
  4. een hoger gelegen laag of streek
  5. (grote) hoogte
  6. (geologie) heuvel, heuvelrug, hoogte
  7. (muziek) hoogte, toonhoogte
  8. de graad van een ontwikkeling
  9. de hoogste punt
  10. (scheepvaart) positie of koers van een vaartuig ten opzichte van de windrichting
  11. (scheepvaart) breedtegraad
  12. (astronomie) hoek (bij de hoekmeting)
  13. (sport) hoogspringen
  • [2]: høgde over havet
hoogte boven de zeespiegel