Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • grape·fruit·sap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord grapefruitsap grapefruitsappen
verkleinwoord grapefruitsapje grapefruitsapjes

Zelfstandig naamwoord

het grapefruitsapo

  1. (drinken) sap van de vrucht van de boom Citrus paradisi  
    (wikidata: grapefruitsap  )
Synoniemen
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid