getob
- ge·tob
- Naamwoord van handeling van tobben met het voorvoegsel ge- [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | getob | |
verkleinwoord |
het getob o
- langdurig bezorgd zijn over en vergeefs oplossingen zoeken voor een probleem
- In zijn brief aan de PvdA-achterban schetst Samsom dat de idealen van de PvdA niets aan betekenis hebben ingeboet, maar als die niet vertaald worden in heldere keuzes er alleen getob over de koers overblijft. Onder de keuzes die hij met de PvdA wil maken, vallen onder meer het openbreken van de arbeidsmarkt voor gehandicapten, het omvormen van de hypotheekrenteaftrek en investeringen in duurzame energie. [2]
- De olympisch kampioen op de 10 kilometer moest in de laatste rit het antwoord schuldig blijven op Pedersen. Die reed, ondanks getob met een bandje om zijn arm, naar een winnende tijd van 6.22,15. [3]
- probleem, moeilijkheid, geploeter, ellende, moeite, kwelling, malheur, sores, narigheid, gezwoeg, gepieker, gepeins. gesjouw, gemodder, gesloof
- Het woord getob staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "getob" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
87 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tubantia 22-02-12 Ook Samsom kandidaat voor PvdA-leiderschap
- ↑ Tubantia Rik Spekenbrink 17-03-18 Pedersen geeft eindwinnaar Bloemen tikje in Minsk, brons Bosker
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be