tobben
- tob·ben
- In de betekenis van ‘piekeren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1612 [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
tobben |
tobde |
getobd |
zwak -d | volledig |
tobben
- inergatief zich ergens zorgen over maken
- Hij tobde vaak over zijn zoons verslaving.
- inergatief ~ met: lijden aan een ongemak
- Hij heeft lang getobd met zijn been na dat ongeluk, maar gelukkig gaat het nu wat beter.
1. zich ergens zorgen over maken
de tobben mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord tobbe
- Het woord tobben staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "tobben" herkend door:
97 % | van de Nederlanders; |
92 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "tobben" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be