piekeren
- pie·ke·ren
- Leenwoord uit het Indonesisch, in de betekenis van ‘peinzen’ voor het eerst aangetroffen in 1887 [1]
- Afkomstig van het Arabische fikr (nadenken) via het Indonesische pikr.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
piekeren |
piekerde |
gepiekerd |
zwak -d | volledig |
piekeren
- inergatief langdurig en bezorgd nadenken
- Tijdelijk stoppen met piekeren gaat meestal het beste door iets ontspannends te doen.
- piekeren over
± langdurig nadenken
- Het woord piekeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "piekeren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "piekeren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be