piekerde
- pie·ker·de
vervoeging van |
---|
piekeren |
piekerde
- enkelvoud verleden tijd van piekeren
- Ik piekerde.
- Jij piekerde.
- Hij, zij, het piekerde.
- Ik piekerde.
- Het woord piekerde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.