Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tob·be
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘kuip’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1252 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord tobbe tobbes
tobben
verkleinwoord tobbetje tobbetjes

Zelfstandig naamwoord

de tobbev / m

  1. een (houten) vat dat naar boven wijder wordt, teil
    • Hij had een verzameling tobbes in de achtertuin staan. 
  2. een (gebakken en geglasuurde) aarden kruik met een voet, een vlakke bovenrand en 2 oren waar vlees in gepekeld werd om te bewaren in de kelder. Kon wel tot 100 liter groot zijn.
Vertalingen

Werkwoord

vervoeging van
tobben

tobbe

  1. aanvoegende wijs van tobben

Gangbaarheid

92 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen