teil
- teil
- In de betekenis van ‘bak’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1260 [1]
- Uit het Middelnederlands tegel(e) en door palatalisering van de -g- ontstond -ei- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | teil | teilen |
verkleinwoord | teiltje | teiltjes |
- brede waterdichte bak
- Hij maakte een teil met sop om zijn motor schoon te maken.
- Kent u ze nog, de lavetten van de beroemde Baarnse Ocrietfabriek? Het was een technische innovatie van de bovenste plank. Tot de komst van deze okerkleurige ronde granito badkuipjes, die voorzien van een kunststof schoep ook in staat waren om de was te draaien, bestond het doen van de was uit een zinken teil, ketels heet water, een geribbeld wasbord, een hard stuk Sunlight zeep en vooral veel tijd. U [3]
- Het woord teil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "teil" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "teil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ teil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Volkskrant Jelle Reumer 22 juni 2010
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be