• knie·zen
  • In de betekenis van ‘overdreven treuren’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1635 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
kniezen
kniesde
gekniesd
zwak -d volledig

kniezen

  1. inergatief zich in sombere of wrokkige gedachten wentelen
    • Hij kniesde daar enige tijd over, maar besloot zich er overheen te zetten. 
97 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[2]