Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
worry worries

Zelfstandig naamwoord

worry

  1. zorg
vervoeging
onbepaalde wijs to  worry 
he/she/it  worries 
verleden tijd  worried 
voltooid
deelwoord
 worried 
onvoltooid
deelwoord
 worrying 
gebiedende wijs  worry 

Werkwoord

worry

  1. zich zorgen maken
    «He worried about it.»
    Hij maakte zich er zorgen over.
  2. bezorgd maken
    «The exchange rate of the euro worried him.»
    De koers van de euro baarde hem zorgen.