ellende
- el·len·de
- Van Oudnederlands elelendis, "verbanning". (Het tweede deel is etymologisch verwant met land.) [1] In de betekenis van ‘beroerdigheid’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285. [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ellende | ellenden, ellendes |
verkleinwoord |
- beklagenswaardige (armoedige enz.) omstandigheden die zorgen voor lijden en verdriet
- Hij wil politieke munt slaan uit andermans ellende.
- De aardbeving veroorzaakte veel ellende.
- (bij uitbreiding) rampspoed, tegenslagen in het algemeen
- Door alle ellende die we meemaakten is ons huwelijk gestrand.
- ▸ Misschien zou het zelfs standaard aan de huwelijksovereenkomst moeten worden toegevoegd: een tot twee weken per jaar alleen op pad. Het zou volgens mij een hoop stress en ellende kunnen voorkomen.[3]
- Een en al ellende
Veel ellende
- Doffe ellende
Veel ellende
1. armoedige, beklagenswaardige omstandigheden
- Het woord ellende staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ellende" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ ellende op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ellende" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be