evangelie
- evan·ge·lie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘elk van de vier boeken van het Nieuwe Testament’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- Ontleend aan Latijn euangelium [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | evangelie | evangelies evangeliën |
verkleinwoord |
- (religie) de blijde boodschap die het christendom predikt
- In het evangelie staat dat Jezus Christus de erfzonde van Adam en Eva op zich nam zodat mensen weer naar de hemel zouden kunnen gaan.</ref>
- (religie) een bijbelboek dat een ooggetuigeverslag van het optreden van Jesus bevat
- Tijdens de mis heeft de priester een stuk uit het evangelie volgens Johannes voorgelezen.
- elk van de vier boeken die in het begin van het Nieuwe Testament staan
- We kennen het evangelie volgens Marcus, Mattheus, Lukas en Johannes.
- (figuurlijk) een boodschap of overtuiging die iemand uitdraagt
- Dit is de wereld van Trump, waar affectie voor de president-elect doorslaggevend is, waar vleierij gepaard gaat met dreigementen. En waar het Republikeinse oerprincipe van de vrije markt niet meer telt. Sterker nog, aankomend vicepresident Mike Pence, niet geheel toevallig ook de gouverneur van Indiana, zei op dezelfde bijeenkomst: „De vrije markt heeft het voor het zeggen gehad, en Amerika heeft verloren.” De uitspraken leidden meteen tot gealarmeerde reacties bij conservatieve denktanks in Washington, waar het marktkapitalisme en de kleine overheid al decennia als een evangelie verkondigd wordt. „Amerika verliest niet, en heeft nooit verloren”, schreef de rechtse denktank American Enterprise Institute (AEI). „We zijn een ontzagwekkend rijk land. In de wereldeconomie lopen we technologisch vooraan.” Trumpisme is geen klassiek conservatisme, werd het conservatieve establishment opnieuw duidelijk. [4]
- evangeliarium, evangeliebediening, evangelieboek, evangeliedienaar, evangeliewoord, evangeliezijde, evangelisch, evangelisme, evangelist, evangeliënharmonie
1.
- Het woord evangelie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "evangelie" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "evangelie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ evangelie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Guus Valk 2 december 2016
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be