ekster
- ek·ster
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ekster | eksters |
verkleinwoord | ekstertje | ekstertjes |
- (zangvogels) bepaald soort zwartwitte kraaiachtige vogel, Pica pica , met een lange staart
- Er zit een ekster in de boom.
- Mijn gouden ring is gestolen door een ekster.
- Afrikaanse zwarte scholekster, Amerikaanse bonte scholekster, Amerikaanse ekster, Amerikaanse klapekster, andamanenboomekster, asirekster, Australische bonte scholekster, Australische slijkekster, Australische zwarte scholekster, Aziatische blauwe ekster, blauwe ekster, borneoboomekster, Cabanis' klapekster, Canarische scholekster, chathamscholekster, Chinese klapekster, Finsch' scholekster, geelsnavelekster, grijsborstboomekster, grijsrugklapekster, grijze ekster, Iberische klapekster, klapekster, kleine klapekster, magelhaenscholekster, maghrebekster, maskerboomekster, Nieuw-Guinese slijkekster, Nieuw-Zeelandse zwarte scholekster, Noord-Amerikaanse zwarte scholekster, noordelijke klapekster, oosterse ekster, rosse boomekster, scholekster, steppeklapekster, Sumatraanse boomekster, Tibetaanse klapekster, trapstaartekster, witbuikboomekster, Zuid-Amerikaanse zwarte scholekster, zwarte ekster, zwartrugekster
- boomekster, haagekster, houtekster, jachtekster, kuikensekster, paradijsekster, schatekster, schijtekster, schreeuwekster, slijkekster, steenekster, tuinekster, veldekster, zee-ekster
- Collies ekstergaai, eksterbabbelaar, eksterbekarde, ekstergaai, ekstergans, eksterganzen, eksterhoningeter, eksterklauwier, eksterlijster, ekstersibia, ekstertangare, ekstervliegenvanger, Indiase eksterspreeuw, Javaanse eksterspreeuw, Peruaanse eksterstaart, Siamese eksterspreeuw
- eksterei, eksterneiging, eksternest, eksteroog, eksteroogje, eksterplaag, eksterspecht, eksterspreeuw, ekstersprong, eksterstaart
1. bepaald soort zwartwitte kraaiachtige vogel, Pica pica
- Het woord ekster staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ekster" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ekster" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ekster op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ekster | eksters |
ekster