Een wadende scholekster
  • schol·ek·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord scholekster scholeksters
verkleinwoord scholekstertje scholekstertjes

de scholeksterv / m

  1. (steltloperachtigen) zwart-witte waadvogel met luide roep, Haematopus ostralegus  
86 % van de Nederlanders;
67 % van de Vlamingen.[2]