eergisteren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: eergisteren (hulp, bestand)
- IPA: / erˈɣɪstərə(n) / (4 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈɪːrχɪstərə(n)/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ˈɪːrɣɪstərə(n)/
Woordafbreking
- eer·gis·te·ren
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘bijwoord van tijd: op de dag voor gisteren’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- van Middelnederlands (e)erg(h)isteren, samenstelling van eer en gisteren[2]
Bijwoord
eergisteren
- (tijdrekening) de voorlaatste dag die voltooid is
- ▸ De grote Griek was de eerste die mij aan zijn tafeltje noodde, eergisteren, tijdens de merenda, die elke dag tussen vier en halfrijf wordt geserveerd in de Chinese kamer.[3]
Synoniemen
Antoniemen
Verwante begrippen
- gister, gisteren, morgen, overmorgen, vandaag, eereergisteren, eer-eergisteren, eereergister, eer-eergister
Vertalingen
1. de voorlaatste dag die voltooid is
Gangbaarheid
- Het woord eergisteren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eergisteren" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ "eergisteren" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eergisteren op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be