driehonderdzesentwintig

       
0 3 2 6
driehonderdzesentwintig,
op een abacus
  • drie·hon·derd·zes·en·twin·tig

driehonderdzesentwintig

  1. "326", het getal tussen driehonderdvijfentwintig en driehonderdzevenentwintig, driehonderd plus zesentwintig
    1. om een hoeveelheid aan te geven
      • De totale kosten bedragen driehonderdzesentwintig euro en zevenendertig cent. 
    2. om een plaats in een volgorde aan te geven
      • We logeerden vlakbij het strand in kamer driehonderdzesentwintig van het grootste hotel. 

rangtelwoord

hooftelwoorden samengesteld met "driehonderdzesentwintig" ht als linkerdeel

enkelvoud meervoud
naamwoord driehonderdzesentwintig driehonderdzesentwintigs
verkleinwoord driehonderdzesentwintigje driehonderdzesentwintigjes

de driehonderdzesentwintigv / m

  1. dat wat in een (rang)ordening met 326 is aangeduid
    • Als jij driehonderdzesentwintig opruimt doe ik de twee kamers daarna wel, want die zijn kleiner. 

de driehonderdzesentwintigmv

  1. groep van 326 eenheden
    • Die driehonderdzesentwintig kunnen onmogelijk een complete brigade met tanks tegenhouden.