doen/vervoeging

Nederlands

vervoeging van de bedrijvende vorm van doen
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		doen			te doen
	toekomend		zullen doen			te zullen doen
voltooid	tegenwoordig		hebben gedaan			te hebben gedaan
	toekomend		gedaan zullen hebben			gedaan te zullen hebben
	onvoltooid deelwoord		voltooid deelwoord			gebiedende wijs		aanvoegende wijs
	doend		gedaan			ev. doe	mv. verouderd doet	doe
aantonende wijs	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij, ge	hij, zij, het	wij, we	jullie	zij, ze
tegenwoordig (o.t.t.)	doe	doet	doet	doet	doet	doen	doen	doen
verleden (o.v.t.)	deed	deed	deed	deedt	deed	deden	deden	deden
toekomend (o.t.t.t.)	zal doen	zult/zal doen	zult/zal doen	zult doen	zal doen	zullen doen	zullen doen	zullen doen
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou doen	zou doen	zou(dt) doen	zoudt doen	zou doen	zouden doen	zouden doen	zouden doen
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	heb gedaan	hebt gedaan	hebt/heeft gedaan	hebt gedaan	heeft gedaan	hebben gedaan	hebben gedaan	hebben gedaan
verleden (v.v.t.)	had gedaan	had gedaan	had gedaan	hadt gedaan	had gedaan	hadden gedaan	hadden gedaan	hadden gedaan
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedaan hebben	zal/zult gedaan hebben	zult/zal gedaan hebben	zult gedaan hebben	zal gedaan hebben	zullen gedaan hebben	zullen gedaan hebben	zullen gedaan hebben
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedaan hebben	zou gedaan hebben	zou/zoudt gedaan hebben	zoudt gedaan hebben	zou gedaan hebben	zouden gedaan hebben	zouden gedaan hebben	zouden gedaan hebben
onpersoonlijke lijdende vorm gedaan worden
	onvoltooid				voltooid
tegenwoordig	er wordt gedaan				er is gedaan
verleden	er werd gedaan				er was gedaan
toekomend	er zal gedaan worden				er zal gedaan zijn
voorwaardelijk	er zou gedaan worden				er zou gedaan zijn
lijdende vorm gedaan worden
onbepaalde wijs			kort			lang
onvoltooid	tegenwoordig		gedaan worden			gedaan te worden
	toekomend		gedaan zullen worden			gedaan te zullen worden
voltooid	tegenwoordig		gedaan zijn			gedaan te zijn
	toekomend		gedaan zullen zijn			gedaan te zullen zijn
	enkelvoud					meervoud
onvoltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (o.t.t.)	word gedaan	wordt gedaan	wordt gedaan	wordt gedaan	wordt gedaan	worden gedaan	worden gedaan	worden gedaan
verleden (o.v.t.)	werd gedaan	werd gedaan	werd gedaan	werdt gedaan	werd gedaan	werden gedaan	werden gedaan	werden gedaan
toekomend (o.t.t.t.)	zal gedaan worden	zult gedaan worden	zult gedaan worden	zult gedaan worden	zal gedaan worden	zullen gedaan worden	zullen gedaan worden	zullen gedaan worden
voorwaardelijk (o.v.t.t.)	zou gedaan worden	zou gedaan worden	zou/zoudt gedaan worden	zoudt gedaan worden	zou gedaan worden	zouden gedaan worden	zouden gedaan worden	zouden gedaan worden
voltooid	eerste	tweede			derde	eerste	tweede	derde
	ik	jij, je	u	gij	hij, zij, het	wij	jullie	zij
tegenwoordig (v.t.t.)	ben gedaan	bent gedaan	bent/is gedaan	zijt gedaan	is gedaan	zijn gedaan	zijn gedaan	zijn gedaan
verleden (v.v.t.)	was gedaan	was gedaan	was gedaan	waart gedaan	was gedaan	waren gedaan	waren gedaan	waren gedaan
toekomend (v.t.t.t.)	zal gedaan zijn	zult gedaan zijn	zult gedaan zijn	zult gedaan zijn	zal gedaan zijn	zullen gedaan zijn	zullen gedaan zijn	zullen gedaan zijn
voorwaardelijk (v.v.t.t.)	zou gedaan zijn	zou gedaan zijn	zou/zoudt gedaan zijn	zoudt gedaan zijn	zou gedaan zijn	zouden gedaan zijn	zouden gedaan zijn	zouden gedaan zijn

Middelnederlands

	onbepaalde wijs	gebiedende wijs	onv. deelwoord	volt deelwoord
	doen	doe	doende	daen, gedaen
	aantonend		aanvoegend
	tegenwoordig	verleden	tegenwoordig	verleden
ic	doe	dede	doe	dade
du	does	daets, dades	does	daets, dades
hi, si	doet	dede	doe	dade
wi	doen	daden, deden	doen	daden, deden
ghi	doet	daet, deet	doet	daet, deet
si	doen	daden, deden	doen	daden, deden

Opm.: Bovenstaande is een geïdealiseerd beeld van de vervoeging. Er bestond grote variabiliteit in spelling en in vormen tussen de verschillende dialecten.

Opmerkingen

Bijzonder aan dede is dat het de enige in het Nederlands bewaard gebleven werkwoordsvorm is waarbij sprake is van reduplicatie. In het Oergermaans was dit proces veel gewoner bij werkwoordsvervoegingen