del
Niet te verwarren met: Del |
- del
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | del | dellen |
verkleinwoord | delletje | delletjes |
de del v
- (scheldwoord) ordinaire vrouw, onkuise vrouw, een meisje van lichte zeden
- Wat een del van een buurvrouw heb jij!
- een kleine komvormige laagte of kuil, een duinvallei
- [1] greppeldel
1. ordinaire vrouw
- Het woord del staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "del" herkend door:
91 % | van de Nederlanders; |
90 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "del" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ del op website: Etymologiebank.nl
- ↑ del op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- del
del
- gebiedende wijs van dele
del m
m | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | del | delen | deler | delene |
genitief | dels | delens | delers | delenes |
- [1]: kroppsdel
- [1]: landsdel
- [1]: verdensdel
- del
del
- gebiedende wijs van dela
del
- gebiedende wijs van dele
del m
m | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | del | delen | delar | delane |
genitief |
- [1]: landsdel
- [1]: maskindel
- [1]: setningsdel
- [1]: tredel
- [1]: tredjedel
- dele noko i to like eller ulike delar
iets in twee gelijke of verschillende delen delen
del