concurrentie
- con·cur·ren·tie
- afgeleid van concurrent met het achtervoegsel -ie [1]
- Naamwoord van handeling van concurreren met het achtervoegsel -entie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concurrentie | - |
verkleinwoord | - | - |
de concurrentie v
- (economie) het mede-wedijveren om iets, in het bijzonder een vorm van winst, in de situatie zijn dat je de concurrent van iemand bent
- Leidt de toegenomen concurrentie tot verbetering van de zorgverlening?
- Er was een hevige concurrentie tussen beide vrienden om het zelfde man.
- ▸ Vanwege de moordende concurrentie in de reisbranche worden de geheel verzorgde vakanties aangeboden voor een bedrag dat nauwelijks boven de kostprijs ligt.[2]
- belastingconcurrentie, beleidsconcurrentie, leedconcurrentie, lekenconcurrentie, loonconcurrentie, maatstafconcurrentie, monopolistische concurrentie, prijsconcurrentie, restconcurrentie, volkomen concurrentie
- concurrent, concurreren, kapitalisme, marktwerking
- mededingen, mededingingsbeleid, mededingingsrecht
1.
- Het woord concurrentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "concurrentie" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ concurrentie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be