concurrentievermogen
- con·cur·ren·tie·ver·mo·gen
- samenstelling van concurrentie zn en vermogen zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | concurrentievermogen | concurrentievermogens |
verkleinwoord |
het concurrentievermogen o
- (economie) het vermogen van een onderneming om te kunnen wedijveren met andere bedrijven
- ▸ "Zo zie je dat sinds de invoering van de euro het verschil in concurrentievermogen zelfs gestegen is binnen de zone. Dan zit er duidelijk iets niet goed. En daarom moeten we nu pragmatisch kunnen ingrijpen zonder ons te verliezen in een nieuw debat over de Europese instellingen."[1]
- ▸ In Nederland schrijft Minister Dijsselbloem in antwoord op Kamervragen dat hij geen bezwaar tegen heeft dat de Trojka zuidelijke landen hun drinkwaterbedrijven laat verkopen. "De gevraagde privatiseringen kunnen op deze manier bijdragen het concurrentievermogen en de concurrentiepositie van zowel Portugal als Griekenland te versterken."[2]
- Het woord concurrentievermogen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Verhofstadt: gekakel Europese leiders moet ophouden” (Zondag 16 mei 2010, 21:59), NOS
- ↑ Weblink bron “Drinkwater in de etalage?” (Vrijdag 15 februari 2013, 13:00), NOS