• chlo·ro·form
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘narcosevloeistof’ voor het eerst aangetroffen in 1872 [1]
  • van het Latijnse 'formica' (mier) met het voorvoegsel chloro- [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord chloroform -
verkleinwoord - -

de chloroformm [3]

  1. trichloormethaan, zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel
91 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[4]


  • chlo·ro·form

chloroform

  1. (scheikunde) chloroform, trichloormethaan, methyltrichloride; zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel


  • IPA: /xlɔrɔfɔrm/

chloroform m

  1. (scheikunde) chloroform, trichloormethaan, methyltrichloride; zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel


chloroform

  1. (scheikunde) chloroform, trichloormethaan, methyltrichloride; zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel


  • IPA: /xlɔrɔfɔrm/

chloroform m

  1. (scheikunde) chloroform, trichloormethaan, methyltrichloride; zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel


  • IPA: /xlɔrɔfɔrm/
  • chlo·ro·form

chloroform monbezield

  1. (scheikunde) chloroform, trichloormethaan, methyltrichloride; zeer vluchtige vloeistof, gebruikt als verdovend middel