brandpunt
- brand·punt
- samenstelling van brand ww en punt [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | brandpunt | brandpunten |
verkleinwoord | brandpuntje | brandpuntjes |
het brandpunt o
- (optica) het reële punt waar evenwijdig aan de optische as invallende (licht)stralen (of andere elektromagnetische stralen) na breking door een bolle lens dan wel reflectie door een holle spiegel samenkomen
- (optica) het virtuele punt waarin evenwijdig aan de optische as invallende lichtstralen na breking dan wel reflectie hun oorsprong lijken te hebben na breking door een holle lens dan wel reflectie door een bolle spiegel
- (wiskunde) begin van de voerstralen in een kegelsnede (cirkel, ellips, hyperbool, parabool)
- punt waarin iets samenkomt of ontstaat
- (figuurlijk) iets dat in de aandacht staat
- convergentiepunt
- [1,2] focus, haard
- [4] focus
- [1,2] hoofdbrandpunt
- [1,2] brandglas, lens, loep, telescoopspiegel
1.
- Het woord brandpunt staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "brandpunt" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be