1. Een blauwe loep.
  • loep
  • van Frans loupe, in de betekenis van ‘vergrootglas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1821 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord loep loepen
verkleinwoord loepje loepjes

de loepv

  1. (optica) sterk vergrotend vergrootglas
  • loupe (in officiële spelling tot 1996)
98 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]