loep
- loep
- van Frans loupe, in de betekenis van ‘vergrootglas’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1821 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | loep | loepen |
verkleinwoord | loepje | loepjes |
de loep v
- (optica) sterk vergrotend vergrootglas
- loupe (in officiële spelling tot 1996)
1.
- Het woord loep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "loep" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "loep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be