• bo·ter·zuur
enkelvoud meervoud
naamwoord boterzuur boterzuren
verkleinwoord - -

het boterzuuro

  1. (scheikunde) een verzadigd carbonzuur met de formule CH3(CH2)2COOH
    • Boter bestaat gedeeltelijk uit een ester van boterzuur. 
Carbonzuren in het Nederlands
mierenzuurazijnzuurpropionzuurboterzuurvaleriaanzuurcapronzuurcaprilinezuurcaprinezuurlaurinezuurmyristinezuurpalmitinezuurstearinezuurarachidezuur
Carbonzure zouten en esters in het Nederlands
formiaatacetaatpropionaatbutyraatvaleriaatcapronaatcaprylaatcapraatlauraatmyristaatpalmitaatstearaatarachidaat
85 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be