aula
- au·la
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘grote gehoorzaal’ voor het eerst aangetroffen in 1864 [1]
- via Latijn aula van Oudgrieks αυλή (aulé) "hof, hal" [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aula | aula's |
verkleinwoord | aulaatje | aulaatjes |
- (bouwkunde) een grote ruimte of zaal in een gebouw
- De centrale hal van de school functioneerde ook als aula.
- ▸ Haar geest stapte over naar de aula van het uitvaartcentrum waar koffie werd gedronken.[3]
- (bouwkunde), (verouderd) (historisch) binnenplaats, hof
- een grote gehoorzaal van een universiteit
- De opening van het academisch jaar vond plaats in de aula
- een grote zaal voor bijeenkomsten, voorstellingen enz. in een middelbare school, een museum of eenigerlei andere instelling
- De school was flink gegroeid en het oude aulaatje was daarmee te klein geworden.
- [3]: auditorium
- [3]: gehoorzaal
- [3]: universiteitsaula
- [4]: schoolaula
4. een grote zaal voor bijeenkomsten, voorstellingen enz. in een middelbare school, een museum of eenigerlei andere instelling
- Het woord aula staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aula" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "aula" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aula op website: Etymologiebank.nl
- ↑ “All-inclusive” (2006), A. W. Bruna Uitgevers B. V. , Utrecht , ISBN 90-229-9182-2
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- au·la
- Afkomstig van het Griekse zelfstandige naamwoord αυλή (aule = hof, hall).
aula m
- (bouwkunde) aula
- «Universitetets aula i Oslo gjenåpner etter grundig restaurering.»
- De aula van de universiteit in Oslo heropent na een grondige restauratie.
- «Universitetets aula i Oslo gjenåpner etter grundig restaurering.»
m | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | aula | aulaen | aulaer | aulaene |
genitief | aulas | aulaens | aulaers | aulaenes |
- au·la
- Afkomstig van het Griekse zelfstandige naamwoord αυλή (aule = hof, hall).
aula m
m | enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | aula | aulaen | aulaer | aulaene |
genitief |
m bijvormen |
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | aulaar | aulaane | ||
genitief |
- au·la
- Afgeleid van het Duitse Aula
aula v
- au·la
enkelvoud | meervoud |
---|---|
aula | aulas |
aula v
- aula in: Diccionario de la lengua española, 23e druk, op website: Real academia española
- IPA: /aʊ̯la/
- au·la
- Leenwoord uit het Latijn
aula v
- aula; een grote ruimte of zaal in een gebouw, voornamelijk in scholen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | aula | auly |
genitief | auly | aul |
datief | aule | aulám |
accusatief | aulu | auly |
vocatief | aulo | auly |
locatief | aule | aulách |
instrumentalis | aulou | aulami |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Česko-německý slovník Fr. Št. Kotta - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch / Duits)