• apo·crief
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen apocrief apocriefer apocriefst
verbogen apocriefe apocriefere apocriefste
partitief apocriefs apocriefers -

apocrief

  1. (religie) (van een overgeleverde tekst) volgens een kerkgenootschap niet echt tot de Bijbel behorend
     Voor zijn grillige Jezus-figuur putte Coetzee uit apocriefe Bijbelverhalen, waarin het kind Jezus zijn leeftijdsgenoten afwisselend treitert en geneest.[3]
     Willem van Oranje werd hierbij vaak met een reeks geliefde oudtestamentische helden vergeleken, zoals Mozes, David of Judas de Makkabeeër, de hoofdpersoon uit het eerste deel van een toen nog niet apocrief geacht bijbelboek.[4]
  2. (bij uitbreiding) niet als gezaghebbend erkend, ongeloofwaardig, niet echt
     Wanneer een verhaal ongeloofwaardig is maar wel bekend is omdat het al tijden rond gaat, wordt wel eens gezegd dat het om een ‘apocrief’ verhaal gaat.[5]
     In het kleiige Waals-Brabant, daar moet ik die grotten zoeken. Ik geloof het niet, volgens mij is het verhaal over die Brabantse grotten apocrief.[6]
  • apocryph (officiële spelling tot 1864 in Vlaanderen en 1883 in Nederland)
  • [1] apocriefe boeken
    deuterocanonieke boeken
enkelvoud meervoud
naamwoord apocrief apocriefen
verkleinwoord

de apocriefm

  1. overgeleverde tekst die volgens een kerkgenootschap niet echt tot de Bijbel behoort
     Het grote bezwaar tegen de aanduiding Rijmbijbel is de geïmpliceerde maar misleidende suggestie dat we met een berijming van de bijbel te maken zouden hebben, terwijl het in werkelijkheid gaat om een bewerking van de 'Historia Scholastica'. Een essentieel verschil, daar Comestor zich beperkt tot de (letterlijke uitleg van de) historische boeken van het Oude Testament, de apocriefen en de evangeliën.[7]
  2. schrijver van een van de overgeleverde teksten volgens een kerkgenootschap niet echt tot de Bijbel behoren
     't Geldt hier immers een apocrief en geen bijbelschrijver?[8]
59 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[9]
  1. apocrief op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Nynke van Verschuer
    “De meesterlijke trilogie van J.M. Coetzee” (28 november 2019) op nrc.nl  
  4.   Weblink bron
    Karel Porteman & Mieke B. Smits-Veldt
    “Een nieuw vaderland voor de muzen. Geschiedenis van de Nederlandse literatuur 1560-1700.”, 4de druk (2016), Bert Bakker, Amsterdam, ISBN 978 90 351 3029 6, p. 114
  5.   Weblink bron “Apocrief – Betekenis van het begrip” (27 oktober 2019) op historiek.net
  6.   Weblink bron De grotten van Brabant, jrg. 74 nr. 21676 in: De Volkskrant   (28-10-1995), p.23 kol. 1
  7.   Weblink bron
    Petra Berendrecht
    Maerlants ‘Scolastica’ (c.q. ‘Rijmbijbel’) in relatie tot zijn directe bron (1992), E.J. Brill, Leiden in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 108 nr. 1, p. 2
  8.   Weblink bron Ben Sira. (1870) in: Los en vast., jrg. 5, S.C. van Doesburgh, Leiden, p. 370
  9.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be