• Sep·tu·a·gint
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘de oudste Griekse bijbelvertaling’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824 [1] [2]
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Septuagint Septuagints
verkleinwoord -

de Septuagintv / m

Septuagint

  1. vertaling van het Oude Testament uit het Hebreeuws in het Grieks, die tussen circa 250 en 50 v.Chr. werd gemaakt (door 70 joodse geleerden)
25 % van de Nederlanders;
18 % van de Vlamingen.[3]