Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Anda-anda


  • an·da

anda

  1. u, jij
  2. uw, jouw


vervoeging van
andar

anda

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van andar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van andar


  • anda
  • an·da
  • [1]: Sinds 1825, oorspronkelijk verbuigingsvorm van  ande zn 
  • [2]: Sinds 1814
  • [3]: Sinds de laatste helft van de veertiende eeuw
Naar frequentie 8346
andas enkelvoud meervoud
  onbepaald bepaald onbepaald bepaald
  nominatief     anda     andan     - - -     - - -  
  genitief     andas     andans     - - -     - - -  

anda, g (geen meervoud)

  1. geest, moral, sfeer, voorheersende stemming
    «Den härliga andan på skolan har vi också lärarna att tacka för.»
    We danken de leraren ook voor de geweldige sfeer op de school.
  2. (veronderstelde) diepere betekenis, geest, mening, zin
    «"Brand" är en dikt i Kierkegaards anda
    "Brand" is een gedicht in de geest van Kierkegaard.
  3. adem, lucht (lucht die je in en uit ademt)
    «Jag stannade upp och stödde händerna på knäna för att bli av med stygnet i sidan och dra andan lite .»
    Ik stopte en legde mijn handen op mijn knieën om de angel in de zijkant kwijt te raken en wat lucht te krijgen.
  • [1]: när andan faller på
wanneer je zin hebt in iets (letterlijk: wanneer de geest valt op (iets))
  • [2]: samma andas barn
i gelijkgezinde manier, van hetzelfde slag (letterlijk: kind van dezelfde geest)
  • [3]: dra (efter) andan
gijpen, naar adem happen, naar adem ringen, naar lucht snakken
  • [3]: ge upp andan
de doodssnik geven, sterven (letterlijk: zijn adem(haling) opgeven)
  • [3]: hålla andan
de adem inhouden
(figuurlijk) je mond sluiten (en luisteren)
  • [3]: håmta andan
  • [3]: kippa efter andan
naar adem ringen, naar adem/lucht snakken
  • [3]: med andan i halsen
ademloos, buiten adem