• alp
enkelvoud meervoud
naamwoord alp alpen
verkleinwoord alpje alpjes

de alpm

  1. een hooggelegen bergweide, met name in de Alpen
    • In het voorjaar wordt het vee de alp opgedreven. 
90 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]


alp

  1. (evenhoevigen) (landbouw) rund, os


  • alp
  • Afgeleid van het Oudhoogduitse alp

alp

  1. (mythologie) elf


  • alp
  • Afgeleid van het Middelhoogduitse alp

alp m

  1. (mythologie) elf