• (IPA in voorbereiding)
  • al·pen·tij·loos
enkelvoud meervoud
naamwoord alpentijloos alpentijlozen
verkleinwoord

de alpentijloosv / m

  1. (bloemplanten) Colchicum alpinum   een plant uit de herfsttijloosfamilie. De plant groeit op weilanden met zure grond, op hoogten tussen de 600-1800 (-2000) meter. In Zwitserland komt ze voor in Wallis en Ticino. Vanuit Zwitserland loopt haar verspreidingsgebied zuidwaarts tot de Zee-alpen en de Apennijnen, Corsica en mogelijk Sardinië. De plant vindt men vrij overvloedig in de Valle d'Aosta. Zoals alle tijlozen is de plant zeer giftig