Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • tij·loos
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van tij met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen tijloos tijlozer tijloost
verbogen tijloze tijlozere tijlooste
partitief tijloos tijlozers -

Bijvoeglijk naamwoord

tijloos

  1. zonder getij
    • Na de afsluiting van de zeearm ontstond een tijloos meer. 

Gangbaarheid

28 % van de Nederlanders;
26 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be