• (IPA in voorbereiding)
  • al·pen·bes
enkelvoud meervoud
naamwoord alpenbes alpenbessen
verkleinwoord alpenbesje alpenbesjes

alpenbes

  1. (bloemplanten) Ribes alpinum   een struik, die behoort tot de ribesfamilie (Grossulariaceae  ). De alpenbes komt van nature voor in Eurazië en wordt ook in de siertuin gebruikt. Er zijn verschillende cultivars verkrijgbaar. De struik wordt 0,6-1,5 m hoog. De gladde schors is lichtgrijs en wordt op latere leeftijd schilferig en bruinachtig grijs
  2. (fruit) rode bes van deze struik, die eetbaar is en een flauwe, zoete smaak heeft