alpenbes
- (IPA in voorbereiding)
- al·pen·bes
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | alpenbes | alpenbessen |
verkleinwoord | alpenbesje | alpenbesjes |
alpenbes
- (bloemplanten) Ribes alpinum een struik, die behoort tot de ribesfamilie (Grossulariaceae ). De alpenbes komt van nature voor in Eurazië en wordt ook in de siertuin gebruikt. Er zijn verschillende cultivars verkrijgbaar. De struik wordt 0,6-1,5 m hoog. De gladde schors is lichtgrijs en wordt op latere leeftijd schilferig en bruinachtig grijs
- (fruit) rode bes van deze struik, die eetbaar is en een flauwe, zoete smaak heeft
- Het woord 'alpenbes' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.